Vingerverfsels
Vingerverfsels! Creatieve therapie onder dr. Louis Vaessen
Biografie
Louis (M.L.J.) Vaessen (1915-1970) werd geboren in Beek (L) en volgde een gymnasiumopleiding in Rolduc. Na een studie geneeskunde in Leiden behaalde hij in 1940 zijn artsendiploma. Na korte tijd werkzaam te zijn geweest in Voorburg kwam hij per 1 maart 1942 in dienst van de St. Willibrordusstichting als afdelingsarts.
Vaessens eerste initiatieven waren de oprichting van een pedagogische afdeling voor ‘moeilijke’ jongens en de opzet van een experimenteel-psychologisch laboratorium. Vanaf 1947 volgde hij een opleiding tot psychoanalyticus en werkte als psychotherapeut op het Alkmaarse Medisch Opvoedkundig Bureau (MOB).
In 1952 werd Vaessen aangesteld als fulltime psychotherapeut tevens waarnemend geneesheer-directeur, met als taak de ontwikkeling van de psychotherapie in inrichtingsverband. Hij introduceerde groepstherapie en creatieve therapie, en publiceerde hierover in zowel wetenschappelijke als populaire tijdschriften. In 1957 promoveerde hij op het proefschrift Psychische aspecten van de insuline-coma-therapie. Buiten de inrichting was hij vanaf 1958 behalve als MOB-psychotherapeut ook werkzaam als trainer van huisartsen.
Eind jaren 1950 kwamen er plannen voor een aparte neurosekliniek met als behandelingsmodel de therapeutische gemeenschap. Vaessen oriënteerde zich bij bestaande klinieken in Austerlitz, Veluweland en Halsteren, en ontwikkelde vervolgens een eigen variant: dat werd De Oosthoek in Limmen, die in 1966 open ging met Vaessen als chef de clinique. De kliniek draaide pas vier jaar toen hij in 1970 om het leven kwam bij een verkeersongeval.
Vaessen was een progressieve, veelzijdige, betrokken therapeut. In het voorgaande is nog lang niet alles van zijn kleurrijke leven benoemd. In het navolgende komt een en ander wat betrekking heeft op het onderwerp van de tentoonstelling nader ter sprake.
Psychotherapie in Willibrord
Van 1945 tot 1968 was J.P. de Smet geneesheer-directeur van de Willibrordusstichting. Hij gaf volop ruimte aan de progressieve ideeën die opgang maakten in de psychiatrie en Vaessen kon onder hem optimaal gedijen. Die progressieve ideeën draaiden vooral om de opkomst van de psychotherapie – als tegenhanger van of aanvulling op somatische behandelingen – , Freuds psychoanalyse en de katholieke variant daarvan. De voorstanders moesten decennialang veel conservatieve katholieke weerstand zien te overwinnen. Zo verschoof de aandacht van somatische in psychotherapeutische richting. Dit werd ook bevorderd door het besef dat men zich met de bestaande somatische kuren op een doodlopende weg leek te bevinden.
Vaessen stelde dat in een inrichting de nadruk moest liggen op vormen van groepstherapie. Individuele psychotherapie was er vooral voor de ernstigste gevallen: psychopaten en schizofrenen. In groepsverband probeerde Vaessen verschillende nieuwe technieken uit: niet-verbale vormen, discussie, psychodrama en vingerverven. Midden jaren 1950 werd ruim een kwart van het totale aantal patiënten psychotherapeutisch behandeld. Dit kwam vooral door de groei van de afdeling creatieve therapie.
Creatieve therapie
Eind negentiende eeuw was er voor het eerst (in het buitenland) aandacht voor tekenen en schilderen door psychiatrische patiënten. Aanvankelijk vooral als kunstzinnige uiting. In de jaren 1930 kwam het besef op, dat schilderen, tekenen, boetseren, houtsnijwerk enz. ook de genezing konden bevorderen. In 1934 werd in de VS en Canada finger-painting als therapie geïntroduceerd. De kwast was taboe, omdat het gebruik daarvan teveel zou uitnodigen tot kunstzinnigheid, terwijl het enkel ging om het uitdrukking geven aan gevoelens en het opbouwen van contacten met de therapeut en de groepsgenoten.
Vaessen had de creatieve therapie leren kennen bij werkbezoeken aan de instellingen Veluweland en Wolfheze. Hij zag vooral mogelijkheden voor moeilijk bereikbare, verbaal geblokkeerde psychoselijders en schizofrenen. Hij kende er naast de therapeutische betekenis ook een rol aan toe bij het stellen van een diagnose, het opstellen van een behandelingsplan en het stellen van een prognose. Op Willibrord heeft hij bewerkstelligd, dat de creatieve therapie als onderdeel van de psychotherapie werd ingebed in het geheel van de medische behandeling (in plaats van in de arbeidstherapie).
De afdeling creatieve therapie werd officieel geopend op 18 oktober 1954. Het atelier was ingericht in het souterrain van paviljoen Glorieux. Een groep had gedurende drie weken twee maal per week een sessie. Om een indruk te geven: in 1955 waren er 128 opnamepatiënten bezig in de zogenaamde instuifgroep, daarnaast waren er vijf gewone creatief-therapeutische groepen: 14 neurosepatiënten, 27 insulinekuurpatiënten (zie verderop), 15 schizofrene patiënten, 11 ‘zwakzinnigen’ en een losse groep van 15 patiënten, onder wie klassepatiënten en creatief meerbegaafden. De deelnemers waren vrij in hun onderwerpkeuze maar meestal betrof het de opname, dromen en hallucinaties.
De insulinekuur-nieuwe-stijl (jaren vijftig)
In 1957 promoveerde Vaessen op het proefschrift Psychische aspecten van de insuline-coma-therapie (ICT). Dit was niet meer de oude, loodzware kuur uit de jaren 1930 en 1940 maar een wat Vaessen noemde ‘overall-treatment-program’, waarin een behandelteam de insulinekuur combineerde met verschillende psycho- en sociotherapeutische behandelvormen, waaronder creatieve therapie. Op deze manier kwam de hele mens aan bod, was het idee. Per jaar ondergingen enkele tientallen patiënten, meestal met de diagnose schizofrenie, groepsgewijs (7 mannen) deze kuur. Die nam gemiddeld twee maanden in beslag, waarin de kuurder tientallen coma’s doormaakte. In het dagprogramma was om 16 uur plaats ingeruimd voor creatieve therapie.
De creatieve therapie als non-verbale vorm van psychotherapie speelde in de ICT-nieuwe-stijl een essentiële rol. De maaksels gaven onder meer informatie over het verloop van het ziekteproces en hielpen bij de prognose: als de afbeeldingen die een patiënt maakte steeds reëler van inhoud werden kon men een positief verloop voorspellen en omgekeerd. In het voormalige Museum Willibrordus zijn veel producten van de creatieve therapie bewaard gebleven. De tien fotoreproducties van vingerverfsels op deze tentoonstelling vormen daar een mooie staalkaart van. (De collectie is thans eigendom van Het Dolhuys, Haarlem.)
Vaste collectie
Bekijk hier de vaste onderdelen van ons museum
Wisselende collectie
Bekijk hier de wisselende onderdelen van ons museum